zaterdag 3 maart 2012

aflevering 16


"Kom, schat, we moeten echt even verder als we Iris willen vinden voor ze is bevroren of weggespoeld." Karin trekt Sylvia voorzichtig overeind. Sylvia knikt terwijl ze al snuffend haar neus afveegt met haar mouw en zo een bruine modderstreep achterlaat op haar gezicht. Wat een dag is dit. Opeens is dit geen gezellig weekendje weg meer met de meiden, maar een uitje van een stel belegen tuthola's. Zou het de drank zijn die hen onderhand de nek omdraait? Ze zijn het natuurlijk niet meer gewend, zo'n avondje doorhalen. Sylvia krijgt spijt van haar eigen drinkgelag als ze aan de kater denkt die morgenochtend waarschijnlijk op haar zit te wachten. Els zal wel de enige zijn die er geen last van heeft. Die doet als kinderloze kunstenaar natuurlijk niet anders. Nee, maar, als je over de duivel denkt... "Wijfies, hebben jullie haar al gevonden?" Els rent onvast op hen af. "Jullie zijn ook nog niet echt opgeschoten. Meid, wat zie je eruit! En wat is dat?" Els wijst op het kwakje van Sylvia en begint onbedaarlijk te lachen. "Mijn god, we lijken wel vijftien na een Coebergh-jus feestje. Weet je nog? Bij jou op zolder? Enig idee waar ze naartoe is geslopen?" Karin wijst met haar vinger richting de schuur. Els loopt verder. "Iris! Telefoon!" Karin en Sylvia kijken elkaar verbaasd aan en glimlachen ondanks alles om Els die enthousiast zwaait met het mobieltje in haar hand. Dat is wat ze in vroeger tijden koddig zouden hebben genoemd.

Els nadert het schuurtje en durft plotseling niet meer verder. Iris is vast al veel verder gelopen, maar hierachter zou wel een dode rat kunnen liggen of erger. Wat doen ze hier in godsnaam op deze van god vergeten plek. Kon ze maar direct terug naar huis, dicht tegen Sjaak aankruipen, vrijen tot het ochtend wordt en pas slapen als het zonlicht pijn aan haar ogen doet. Ze vermant zich, haalt diep adem, kijkt voorzichtig om het hoekje en schrikt zich een ongeluk. Daar ligt Iris, volkomen stil, alweer. Verstijfd blijft Els staan. "Els, zie je wat? Nee, hè!" Karin botst tegen haar aan. Ze duwt Sylvia in haar armen en loopt zelf door naar Iris. Als ze bij haar is neergeknield, roept ze naar Els. "Jij hebt daar toch een telefoon? Bellen dan! 112!" "Oh, ja, natuurlijk." Met trillende vingers toetst Els de drie cijfers in op het toestel. Karin bestudeert intussen Iris. Ze voelt in haar nek en aan haar voorhoofd. Dan ziet ze de wond op haar hoofd, waar het bloed door de regen afgespoeld is. "Een ambulance," zegt Els "Ja, weet ik dat..." Ze bedekt de speaker met haar hand. "Waar zijn we in heaven's name?"

Tara schenkt een groot glas rode wijn in. Ze heeft waanzinnig veel medelijden met zichzelf, zoals ze hier nu in haar eentje zit; met een haard die is uitgegaan en niemand om haar warm te houden. Er zit maar één ding op: lekker naar bed gaan. Ze proost theatraal en slaat de wijn in één keer achterover. Dan pakt ze haar boek van de salontafel en vertrekt naar boven, waar ze zich op een bed laat vallen. Diep onder het donzige dekbed trekt ze zich terug in de romantische wereld van ontvoerde hofdames en dappere ridders. Buiten zoeken ze het maar uit.

"Ik durf haar niet zo te verplaatsen, maar ze wordt natuurlijk hartstikke koud." Karin is de enige die rationeel blijft denken. Ze gaat tegen Iris aanzitten en tilt voorzichtig haar hoofd op en legt hem in haar schoot. "Kijk uit! Misschien is er wel iets met haar nek of haar rug." Sylvia is blijkbaar niet erg bruikbaar in noodsituaties. Ze is doodongerust, als de dood dat het zo erg is met Iris als het er uit ziet. "De ambulance is onderweg," roept Els; blij als ze is dat ze in ieder geval iets heeft kunnen doen. "Lieverd, wordt eens wakker." Karin praat zachtjes tegen Iris, die gelukkig een beetje begint te bewegen. "Meis, heb je ergens pijn?" Iris doet voorzichtig haar ogen open. "Mijn hoofd!" kreunt ze.